Op Weg Naar Het VaderHuis
FOLLOW
Ga naar de inhoud

Alice in Dromenland

Vroeg in de avond

Op een warme zomeravond roept de moeder van Alice haar naar binnen, omdat het tijd wordt dat ze naar bed gaat. Alice maakt altijd tekeningen en beschrijft hierbij haar fantasieverhalen in een groot kladboek. Ze moet eigenlijk nog even met haar verhaal verder, want anders raakt ze halverwege in het verhaal de kluts kwijt. Alice leeft als het ware in een fantasierijke wereld. Haar ouders nemen haar dan ook niet altijd serieus. "Ach mam," zegt ze, "het is zo warm, laat me nog even en trouwens het slapen zal moeilijk gaan met het warme weer." "Vooruit Alice! Je moet er morgen weer vroeg uit," zegt haar moeder. Na het tanden poetsen trekt Alice haar pyjama aan en gaat naar bed. Wie heeft nou een pyjama aan met dit warme weer? Denkt ze. Ze ligt nog maar even in bed en Alice voelt de drukkende warmte in haar slaapkamer. Ze opent het raam van haar slaapkamer voor de frisse lucht. Na een uurtje woelen valt ze dan eindelijk in slaap met het zweet op haar voorhoofd.

Droom ik?
Opeens ziet ze heel veel licht haar slaapkamer binnenkomen. Ze gaat op haar bed zitten en kijkt uit het raam van haar slaapkamer, maar ineens staat haar bed in een groot weiland. In het weiland ziet ze twee haaien zwemmen. Aan de andere kant van het weiland ziet ze een huis staan met een Vuurtoren. Is dit Schiermonnikoog? Denkt ze, want aan dit eiland heeft ze haar hart verpand. Hoe vaak ze daar al niet met haar ouders heen was geweest kon ze op één hand niet meer tellen. Het is net alsof Het Licht van de Vuurtoren haar naam roept. Heel ver weg een roep maar toch zo duidelijk: " Alice......!"
De roep wordt steeds harder en duidelijker: "Alice…! Kom!!!!"

Het Weiland

Alice wil wel heel graag naar de andere kant, maar ziet ook de hindernissen voor haar in het weiland zwemmen. "Maar haaien kunnen toch niet in een weiland zwemmen?" zegt ze tegen zichzelf. Alice waagt het erop en trekt de stoute schoenen aan of eigenlijk meer haar pantoffels die voor haar bed in het weiland staan. Stapje voor stapje loopt ze het weiland in. "Ho stop!" zegt die ene haai. "Jij betreedt ons grondgebied." "Dat kan wel zo zijn," zegt Alice, "maar ik zit toch echt in mijn eigen gedachten en in mijn eigen hoofd en daar heb jij niets te zoeken." "Om de drommel wel!" zegt die haai en probeert haar de toegang te blokkeren, maar Alice is vastbesloten en stapt rustig verder door het weiland. De haai begint nu rondjes om haar heen te zwemmen om haar zo in de war te brengen en zegt tegen haar: "maak dat je wegkomt en ga terug in je bed!" Alice zegt tegen hem: "vort jij! Wie moet ik meer gehoorzamen Het Licht of jou?"  "Wel!" zegt de haai, "mijn baas is de eigenaar van dit weiland en van alles wat jij ziet. Hoe ver jouw ogen ook kunnen kijken." "Nou en!" zegt Alice, "hij doet maar lekker zijn best, maar ik stap verder." De haai ziet dat hij de controle over haar begint te verliezen en veranderd van tactiek. De haai zegt tegen Alice: "is het niet zo dat Het Licht alleen in jouw fantasie bestaat?" "Haha, jouw eigen fantasie is wel behoorlijk groot," zegt Alice tegen de haai. "Ben jij niet diegene die mij nu tegen wil houden dat ik bij Het Licht kan komen?" En ze geeft een schop richting de haai en vervolgt haar weg. Alleen lijkt er aan haar reis door het weiland geen einde te komen. Hoever ze ook loopt de afstand tussen haar en Het Licht blijft even groot. "Haha," zegt de haai, "eens van mij altijd van mij." "Zeg maar tegen die baas van jou dat zijn tijd er bijna op zit," zegt Alice met een lach op haar gezicht en de haaien verdwijnen uit het weiland. "Wow!" zegt ze, "wat een bangeriken."

Het Huis

Aangekomen bij het Huis ziet ze een bordje op de deur waarop staat Het Vaderhuis. Ze probeert de deur te openen, maar deze deur is enorm zwaar en daardoor moeilijk open te krijgen. Ze ziet de haaien achter haar terugkeren, maar deze keer zwemmen ze nog wilder heen en weer en Alice voelt dat er aan twee kanten van haar wordt getrokken. De bazige haai roept: "kom terug Alice! Jij bent op de verkeerde weg. Mijn baas geeft om jou! Laat Het Licht los en ga met ons mee." "Ach hou je waffel!" roept Alice geïrriteerd. Haar gedachten gaan steeds weer naar Het Licht van de Vuurtoren en ze zegt tegen zichzelf: "ik wil Het Licht zien, ik wil Het Licht zien" en pakt deze zin al zingend op terwijl ze de deur probeert te openen. Ineens is de deur niet meer zo zwaar. Hij gaat open met een zachte duw. Achteromkijkend ziet ze de haaien voor de tweede keer verdwijnen. Het lijken wel gedachtespinsels die iedere keer weer in mijn hoofd terugkomen, denkt ze.

De Binnenkamer

Als de deur opengaat weet ze niet wat ze ziet. Het Huis is versierd met de mooiste sieraden. Het meubilair lijkt wel met goud overgoten en tussen alle pracht en praal zit een man. Nou ja, Hij lijkt op een man. Alice kan eigenlijk ook niet zo goed onderscheiden wie die man nu eigenlijk is. "Kom binnen Alice," zegt de man. "Hoe weet U hoe ik heet?" vraagt Alice stotterend. "Ik zit op jou te wachten," zegt Hij. "Maar waarom? Wie bent U?" "Ik ben jouw Vader," zegt Hij. "Maar ik heb een vader," zegt Alice. "Jaja dat weet ik," zegt Hij, "maar je hebt nog een Vader." Alice raakt even de kluts kwijt. Kan ik dan twee papa's hebben, denkt Alice? "Weet je Alice," zegt de man, "mijn Zoon ziet ernaar uit om jou te mogen ontmoeten." "Wie is Uw Zoon dan?" vraagt Alice. "Hij bestuurt de Vuurtoren van deze wereld." "Ach Het Licht bedoelt U?" zegt Alice. "Juist!" zegt Hij. "Het Licht wordt door weinig mensen gezien omdat ze slapen Alice." "Maar ik droom toch......?" en Alice slikt de rest van haar woorden in. "Hoe kom ik in de Vuurtoren?" vraagt Alice. "Door jouw hart open te stellen voor Het Licht," zegt de man.

De Vuurtoren

Dat lijkt Alice niet zo moeilijk en ze denkt weer constant aan de zee van licht.
"Neem die grote deur maar naar achteren," zegt de man en Alice doet wat Hij zegt. Deze deur lijkt nog forser en zwaarder dan de voordeur van het Huis. Als ze bij de achterdeur staat, ziet ze door een raam weer de haaien heen en weer zwemmen, maar deze keer zijn ze met z'n drieën. Eentje is groter dan de andere twee. The Big Boss, denkt ze. Nu zullen we het beleven. En ja hoor! Het gemanipuleer in haar hoofd begint weer. "Alice...! Kom terug bij ons. Ik kan jou geven wat jij wil. Alles wat jij verlangt, roept de grootste haai." "Bla Bla," zegt ze. "Nou weet ik het wel." Laat los Alice, denkt ze, en geeft een beste duw tegen de achterdeur die spontaan openvliegt. "Wat een makkie," zegt ze en klimt bij de trap van de Vuurtoren omhoog. Aan de trap schijnt geen einde te komen en haar gedachten dwalen weer af naar de grote haai die haar het speelgoed laat zien waar zij al zolang naar verlangd en niet kan krijgen omdat haar ouders het geld er niet voor hebben. Wederom denkt ze weer aan Het Licht en zet het lied, door haarzelf verzonnen weer in: "ik wil Het Licht zien, ik wil Het Licht zien" en komt eindelijk aan bovenaan de trap, die opeens boven de wolken uitstijgt. Ze ziet een boek met een open bladzijde, waarin de trap verder doorloopt en stapt naar binnen.
 
 
Het Licht

Alice kijkt haar ogen uit. Ze ziet een vredige wereld, waarin de mooiste kleuren zijn geschilderd. Ja het lijkt net een schilderij, maar toch zo echt. Een blauwe lucht, zo blauw als ze nog nooit heeft gezien. Ze vervolgt haar weg over diezelfde trap, die door deze kleurrijke omgeving loopt. "Is dit nu de Vuurtoren?" vraagt zij zich af. Even verderop staat een man, die de andere kant opkijkt. Als ze dichterbij komt draait Hij zich om en Alice zegt tegen zichzelf: "Is dit een engel? Wow wat bent U mooi!" zegt Alice. "Dankjewel Alice!"
"Wie bent U?" stamelt Alice. "Mijn Vader zei het al tegen jou ik probeer de wereld te verlichten." "Ja ik weet het," zegt Alice. "Dan bent U Het Licht." "Ja," zegt Hij, "Ik draag nog veel meer namen." "Hoeveel namen draagt U dan?" vraag Alice. "Dat kun jij op jouw kleine handjes niet tellen Alice," zegt Hij, "maar jij mag Mij jouw Vriend noemen." Alice wordt hier opgewonden van dat Hij haar Vriend wil zijn, want Alice kent en heeft geen vriendjes of vriendinnetjes. "Dat is mooi dat U de wereld zo verlicht. Schijnt U ook overdag dan bent U ook de zon?" zegt Alice. "Ik probeer overdag maar ook s ‘nachts de mens van Licht te voorzien," zegt Hij. "Waarom hebben die haaien niets met U op?" vraagt Alice. "Die haaien haten Mij Alice. Er is in hun geen Licht, alleen maar duisternis. The Big Boss, zoals jij hem noemt was ooit een knecht van mijn Vader en wilde de baas spelen over Hem en toen heeft mijn Vader hem ontslagen. Sindsdien haat hij alles wat van mijn Vader is. Ik was diegene die jou riep." "En ik was gehoorzaam aan Uw roep," zegt Alice. "Ja!" zegt Hij, "jij wel, maar er zijn zoveel die liever luisteren naar The Big Boss dan naar mij." "Waarom is die weiland van hen?" vraagt Alice. "Die weiland is de wereld Alice en hij heeft het eigendomsrecht van die wereld opgeëist en beïnvloedt iedereen in zijn/haar gedachten, zodat ze doen wat hij zegt. Jij Alice bent een goed voorbeeld van hoe anderen ook zouden moeten leven. Jij kijkt al gauw niet meer naar jouw probleem en maakte al vrij snel de overstap door het weiland."
"Ja maar als U toch roept dan wil ik graag bij U komen," zegt Alice. "Daar ben Ik heel blij mee Alice," zegt Hij, "en je moet ook nooit vergeten dat Ik altijd bij jou ben." "Dat zal ik niet vergeten," zegt Alice. "Op de terugweg door het weiland zul je zien, dat als je aan Mij denkt, jouw probleem weggaat."
 
De Weg Terug
 
Opeens staat Alice weer voor het weiland en ziet wederom de haaien weer tevoorschijn komen. "Hé hoe kan dat nou?" zegt ze, "net stond ik nog bij Het Licht." "Oké!" zegt ze, "als ik het goed heb begrepen en ik kijk naar het probleem, dan blijft mijn probleem aanwezig en als ik denk aan Het Licht dan zal mijn probleem verdwijnen." Ze sluit haar ogen en denkt intens aan Het Licht en opent haar ogen en ziet geen haaien meer in het weiland zwemmen. Ze wandelt met opgestoken hoofd door het weiland en zingt uit volle borst haar zelfverzonnen lied en stapt zo haar bedje weer in. Ze kijkt nog even achterom naar het felle Licht die langzaam in haar slaapkamer begint te doven, maar in haar hart vurig blijft branden en valt weer in slaap.
 
Vroeg in de Morgen
 
"Alice…!" Alice hoort heel ver weg haar naam roepen. Half wakker denkt ze, Het Licht roept mijn naam en ze wrijft zich in haar ogen om wakker te worden. Nog een keer hoort ze haar naam, maar nu is ze wakker en herkent ze de stem van haar moeder. Hè mam! Denkt ze, laat mij nog even. "Alice je moet eten het is al laat en je moet straks naar school," zegt haar moeder. Geen Licht dus! "Was alles dan een droom?", zegt ze, en stapt verontwaardigd uit haar bed. Terwijl ze probeert haar pantoffels aan te doen, ziet ze iets liggen: zand en gras.
Daar zal mam blij mee zijn, denkt ze. Ze kijkt onder haar pantoffels: zand en gras. "Hoe kan dat nou?" zegt ze, "heb de pantoffels nog nooit naar buiten aangehad."  Langzaam begint zij zich te beseffen dat haar droom geen droom is geweest, maar dat zij het echt heeft meegemaakt. Ze voelt nog steeds het felle Licht in haar hart branden. "Mam!" roept ze, "ik heb iets meegemaakt dat zal jij niet kunnen geloven," maar realiseert zich tegelijkertijd dat haar moeder haar niet serieus zal nemen, want zij had al zoveel fantasieverhalen aan haar moeder verteld, dat haar moeder hier niet zo blij meer mee was. "Alice!" zei haar moeder een keer tegen haar, "je bent nu groot genoeg dat het tijd wordt om zulke verhalen los te laten. Wat moet de familie en buren wel niet denken? En ook op school zijn ze er niet blij mee." Ze hoort geen antwoord van haar moeder. "Oh gelukkig!" zegt ze. Ze kijkt nog even door het raam om nog een glimp van de Vuurtoren te mogen opvangen die niet meer aanwezig is en besluit Het Licht voor de rest van haar leven in haar eigen hart te bewaren.
 
1 juni 2016.
Terug naar de inhoud